hoofdpagina
Young SQ test

Doel van de vragenlijst:


Geef aan in welke mate je het gedrag vertoont conform de onderstaande beschrijving:
1 = helemaal niet waar
2 = vrijwel geheel niet waar
3 = enigszins waar
4 = tamelijk waar
5 = vrijwel geheel waar
6 = helemaal waar














Wil je je inschrijven voor onze nieuwsbrief?


 
 
1
2
3
4
5
6
1
Als anderen zouden ontdekken welke fundamentele tekortkomingen ik heb, zou ik hen niet meer onder ogen durven komen.
2
Wanneer ik merk dat iemand om wie ik geef, afstand van me neemt, word ik wanhopig.
3
Ik ben een mislukkeling.
4
Zodra het op presteren aankomt, ben ik tot weinig in staat.
5
Als mensen me aardig vinden, krijg ik het gevoel dat ik hen voor de gek houd.
6
Ik schaam me ervoor om mijn gevoelens naar anderen te uiten.
7
Ik voel me vervreemd van andere mensen.
8
Mijn leven lang hebben mensen in mijn omgeving me gebruikt of zich ten koste van mij bevoordeeld.
9
Het ligt aan mij dat mijn ouders niet genoeg van mij hebben kunnen houden.
10
Ik kan het bijna nooit laten om aan andere mensen te tonen hoe ik me echt voel, ongeacht de gevolgen.
11
Als iemand aardig tegen mij doet, neem ik aan dat hij of zij ergens op uit is.
12
Ik wil niet dat mensen met wie ik mij verbonden voel, er achter komen dat ik verwerpelijke fantasieën, gedachten of gevoelens heb.
13
Ik kan me niet erg lang ergens op concentreren.
14
Ik ben lelijk.
15
Ik maak me er vaak zorgen over dat mensen van wie ik houd, iemand anders vinden die ze leuker vinden en me dan verlaten.
16
Ik kan me niet echt hechten aan mensen, omdat ik niet zeker ben dat ze er altijd voor me zullen zijn,
17
Ik offer vaak plezier en geluk op om te voldoen aan de eisen die ik mijzelf stel.
18
Ik raak van slag als iemand me alleen laat, ook al is het maar voor even.
19
Ik laat niemand zien wie ik echt ben.
20
Ik moet bij andere mensen op mijn hoede blijven, anders zullen ze me opzettelijk kwetsen.
21
Ik raak erg geïrriteerd als mensen niet doen wat ik van ze vraag.
22
Ik kan met heel weinig rondkomen, omdat ik bijna niets nodig heb.
23
Ik test mensen om te zien of ze me de waarheid vertellen en of hun bedoelingen goed zijn.
24
Als ik het idee heb dat iemand erop uit is om mij te kwetsen, probeer ik diegene als eerste te kwetsen.
25
Ik moet altijd de beste zijn bij alles wat ik doe.
26
Ik heb iemand nodig op wie ik kan terugvallen voor advies over praktische zaken.
27
Als ik in dagelijkse situaties vertrouw op mijn eigen oordeel, neem ik de verkeerde beslissing.
28
Ik ben seksueel onaantrekkelijk.
29
Mensen moeten zich meestal eerst tegenover mij bewijzen, voordat ik hen kan vertrouwen.
30
Ik heb geen vertrouwen in mijn vermogen om alledaagse problemen op te lossen.
31
Ik pas er niet bij.
32
Ik voel me meer kind dan volwassene wat betreft het omgaan met alledaagse verantwoordelijkheden.
33
Ik mis mensen bij wie ik altijd terecht kan voor emotionele steun.
34
Ik voel me schuldig als ik andere mensen teleurstel.
35
Ik ben suf en saai in sociale situaties.
36
Ik voel steeds meer woede en haat, die ik opkrop.
37
Ik weet nooit wat ik moet zeggen in gezelschap.
38
In mijn werk of studie ben ik niet zo intelligent als de meeste mensen.
39
Ik pieker er veel over of ik het anderen wel genoeg naar de zin maak, zodat ze me niet zullen afwijzen.
40
Ik doe veel meer moeite dan de meeste anderen om conflicten uit de weg te gaan.
41
In mijn diepste wezen ben ik te verwerpelijk om mezelf aan anderen bloot te geven.
42
Ik maak me zorgen dat de mensen die me dierbaar zijn, me in de steek zullen laten.
43
Ik merk dat ik me vaak aangetrokken voel tot mensen die erg kritisch zijn of me afwijzen.
44
Ik heb nooit liefde en aandacht gekregen.
45
Ik begrijp niet hoe iemand van mij kan houden.
46
Ik heb me bijna nooit aan mijn voornemens kunnen houden.
47
Ik voel dat ik iemand ben waar niemand van kan houden.
48
Wat ik te bieden heb, is van meer waarde dan wat andere mensen bieden.
49
Ik verpest alles wat ik doe, zelfs buiten mijn werk (of opleiding).
50
Ik denk dat ik het alleen niet aankan.
51
Het gebeurt vaak dat als ik eenmaal kwaad word, ik mezelf niet in de hand kan houden.
52
Ik heb andere mensen nodig om me ergens doorheen te slaan.
53
Uiteindelijk zal ik alleen zijn.
54
Bijna niets wat ik doe in mijn werk (of studie) haalt het bij wat andere mensen kunnen.
55
Ik moet de beste zijn in bijna alles wat ik doe; ik accepteer geen tweede plaats.
56
Ik ben bang aangevallen te worden.
57
Ik ben me erg bewust van mezelf in gezelschap.
58
Ik word kwaad als ik er aan denk hoe slecht mensen mij hebben behandeld gedurende mijn leven.
59
Vaak doe ik impulsief dingen waar ik later spijt van heb.
60
Andere mensen zijn gewoonlijk niet wat ze lijken te zijn; ze zijn bijna nooit eerlijk.
61
Ik kan er niet op rekenen dat mensen die me steunen, er regelmatig zullen zijn.
62
De alledaagse verantwoordelijkheden zijn voor mij veel te zwaar.
63
Ik ben een goed mens, omdat ik meer rekening houd met anderen dan met mezelf.
64
Ik voel me alleen en geïsoleerd van andere mensen.
65
Ik ben iemand die altijd concurreert met anderen.
66
Ik hoor nergens bij; ik ben een eenling.
67
Ik heb grote moeite mezelf zover te krijgen dat ik stop met drinken, roken, teveel eten of andere slechte gewoontes.
68
Ik ben altijd degene die luistert naar de problemen van anderen.
69
Ik ben vrij wantrouwend over andermans motieven.
70
Niemand begrijpt me echt.
71
Ik ben bang dat ik dakloos raak of zwerver word.
72
Als ik niet toegeef aan de wensen van anderen, pakken ze me op de één of andere manier terug of wijzen ze me af.
73
Ik heb de neiging te hard van stapel te lopen, ook al weet ik dat dat slecht voor me is.
74
Niemand van de mensen tot wie ik me aangetrokken voel, zou nog bevriend met me willen zijn, als hij/zij me echt zou kennen.
75
Mijn oordeel in alledaagse situaties is niet betrouwbaar.
76
Ik vind het prettiger om een cadeau te geven dan om er een te ontvangen.
77
Mensen zijn nooit aan mijn emotionele behoeften tegemoet gekomen.
78
Ik geloof dat anderen beter voor mij kunnen zorgen dan ikzelf.
79
Als ik een fout maak, verdien ik scherpe kritiek.
80
Ik ben wezenlijk anders dan anderen.
81
Het lijkt er op dat de belangrijke mensen in mijn leven altijd weer weggaan.
82
Een van mijn grootste angsten is dat mijn tekortkomingen aan het licht komen.
83
Wanneer ik zou doen wat ik wil, vraag ik alleen maar om moeilijkheden.
84
Ik vind het erg moeilijk om iets aangenaams, wat ik meteen kan krijgen, op te offeren voor een doel dat nog ver weg is.
85
Als taken moeilijk worden, kan ik het meestal niet opbrengen om ze af te maken.
86
Ik heb het idee dat mijn ouder(s) zeer gekwetst zijn (of zouden zijn) omdat ik op mijzelf woon (of ga wonen).
87
Hoe hard ik ook mijn best doe, ik heb niet het gevoel dat ik in staat ben een belangrijk persoon te vinden die respect voor me heeft of het gevoel heeft dat ik de moeite waard ben.
88
Ik kan mezelf er niet toe zetten dingen te doen die ik vervelend vind, ook al weet ik dat het voor mijn eigen bestwil is.
89
Ik ben de liefde, de aandacht en het respect van anderen niet waard.
90
De mensen in mijn omgeving zijn altijd erg onvoorspelbaar geweest; het ene moment zijn ze er voor mij en zijn ze aardig tegen me, het volgende moment zijn ze kwaad, geïrriteerd, agressief, overstuur of hebben ze alleen aandacht voor zichzelf.
91
Ik ben bijzonder en zou veel van de beperkingen, die voor andere mensen gelden, niet hoeven te accepteren.
92
Bij de kleinste op- of aanmerking word ik al boos.
93
Ik word vaak geïrriteerd of boos als ik niet krijg wat ik wil.
94
In relaties laat ik de ander de baas zijn.
95
Ik heb niet zoveel talent als de meeste mensen in hun werk.
96
Er is bijna nooit iemand geweest bij wie ik terecht kon voor advies en emotionele steun.
97
Op momenten dat ik niet wist wat ik moest doen, was er zelden een sterk persoon die me wijze raad kon geven of me op weg kon helpen.
98
Ik kan maar niet aan het gevoel ontkomen dat er iets ergs staat te gebeuren.
99
Ik ben niet in staat geweest me los te maken van mijn ouder(s) zoals anderen van mijn leeftijd dat wel lijken te hebben gedaan.
100
Ik voel dat de belangrijkste beslissingen in mijn leven niet echt door mijzelf zijn genomen.
101
Soms ben ik zo bang dat mensen me verlaten, dat ik ze juist wegjaag.
102
Ik kan er niet tegen dat andere mensen me zeggen wat ik moet doen.
103
Ik voel me soms volledig een buitenstaander.
104
Ik maak me zorgen dat de mensen van wie ik houd binnenkort zullen overlijden, ook al is daar medisch gezien geen enkele reden voor.
105
Ik vind dat ik niet hoef te voldoen aan de normale regels en afspraken.
106
De meeste mensen kunnen meer dan ik op het gebied van werk en prestaties.
107
Ik vergelijk hetgeen ik heb bereikt vaak met wat anderen hebben bereikt en vind dat zij veel succesvoller zijn.
108
Als het me niet lukt een gesteld doel te halen, raak ik gemakkelijk gefrustreerd en geef ik het op.
109
Ik ben bang dat ik al mijn geld kwijtraak en arm word.
110
Ik ben bang dat ik een ernstige ziekte onder de leden heb, ook al is er door de dokter niets ernstigs geconstateerd.
111
Ik vind het heel vervelend als ik beperkt of verhinderd word om te doen wat ik wil.
112
Op mijn werk ben ik meestal degene die vrijwillig extra taken op zich neemt of extra tijd investeert.
113
Ik vind het erg moeilijk om te eisen dat mijn rechten worden gerespecteerd en dat er rekening wordt gehouden met mijn gevoelens.
114
Ik heb het idee dat waardevolle relaties geen stand houden; ik verwacht dat ze aflopen.
115
Ik heb andere mensen zó hard nodig, dat ik bang ben ze te verliezen.
116
Mensen die ik waardeer, willen niets met mij te maken hebben vanwege mijn lage sociale positie (bv. Inkomen, niveau van opleiding, baan).
117
Het ontbreekt mij aan gezond verstand.
118
Ik probeer mijn uiterste best te doen; ik neem geen genoegen met 'goed genoeg'.
119
Vaak geef ik toe aan een opwelling of uit ik emoties waardoor ik in moeilijkheden kom of anderen pijn doe.
120
Als ik morgen zou verdwijnen, zou niemand het merken.
121
Er zijn in mijn leven maar weinig mensen geweest die echt naar mij luisterden, me begrepen of die oog hadden voor mijn ware behoeften en gevoelens.
122
Ik moet erg voorzichtig zijn met geld, anders zou ik wel eens zonder kunnen komen te zitten.
123
Ik kan mijzelf niet zijn of laten zien wat ik echt voel, want dan laten mensen mij in de steek.
124
Ik voel me zo weerloos zonder mensen die me beschermen, dat ik erg bang ben ze te verliezen.
125
Mijn ouder(s) zijn vaak zo overbetrokken en opdringerig, dat ik niet mijn eigen leven kan leiden.
126
Het is voor mijn ouder(s) en mij erg moeilijk om zeer persoonlijke zaken voor onszelf te houden, zonder ons daarover schuldig of verraden te voelen.
127
De meeste mensen denken alleen aan zichzelf.
128
Ik voel me in groepen altijd een buitenstaander.
129
Ik ben totaal onvaardig in bijna alles wat ik doe.
130
Ik denk dat mensen misbruik van me zullen maken.
131
Ik voel me constant onder druk staan om te presteren en dingen gedaan te krijgen.
132
Ik voel me aangetrokken tot partners die zich niet aan mij willen binden.
133
Ik denk dat er ieder moment een ramp (in de natuur of van criminele, financiële of medische aard) kan gebeuren.
134
Ik pieker vaak over de slechte dingen die in de wereld gebeuren: criminaliteit, milieuvervuiling, enzovoorts.
135
Ik kan er maar niet toe komen om routinewerk te doen of vervelende taken af te maken.
136
Als ik van iemand houd, pik ik bijna alles van hem of haar.
137
Ik ben van nature slecht en onvolmaakt.
138
Mijn ouder(s) en ik hebben de neiging om teveel te betrokken te zijn bij elkaars leven en problemen.
139
Gewoonlijk stel ik mijn eigen behoeften boven die van anderen.
140
Ik geef meer aan andere mensen dan ik terug krijg.
141
Andere mensen vinden dat ik teveel doe voor anderen en te weinig voor mijzelf.
142
Ik geef andere mensen hun zin, omdat ik bang ben voor de gevolgen als ik dat niet zou doen.
143
Ik ben zo betrokken bij mijn partner of ouder(s), dat ik niet meer weet wie ik zelf ben of wat ik zelf wil.
144
Het is zeer moeilijk voor mij om enige afstand te houden tot mensen met wie ik een hechte band heb; ik heb moeite onafhankelijk te blijven.
145
Mensen willen me niet tot hun groep laten behoren.
146
Ik neem veel voorzorgsmaatregelen om niet ziek te worden of pijn te hebben.
147
Ik streef ernaar dat bijna alles perfect in orde is.
148
Geen enkele man of vrouw tot wie ik me aangetrokken voel, zou nog van me kunnen houden, zodra hij of zij mijn tekortkomingen leert kennen.
149
Ik ben een angstig mens.
150
Meestal ben ik op mijn hoede voor de verborgen beweegredenen van mensen.
151
Ik vind het moeilijk om warm en spontaan te zijn.
152
Ik vind mijzelf in het dagelijks functioneren een afhankelijk persoon.
153
Ik ben erg streng voor mijzelf en vind het moeilijk om me mijn fouten te vergeven.
154
Mijn ouder(s) en ik moeten bijna elke dag met elkaar praten, anders voelt één van ons zich schuldig, gekwetst, teleurgesteld of alleen.
155
Ik heb zelden het gevoel gehad dat ik bijzonder ben voor iemand.
156
Ik ben alleen gelukkig als anderen om mij heen gelukkig zijn.
157
Ik moet aan al mijn verantwoordelijkheden voldoen.
158
Ik voel mij vernederd door mijn fouten en tekortkomingen in mijn werk.
159
Ik heb altijd anderen keuzes voor me laten maken, dus ik weet werkelijk niet wat ik zelf wil.
160
Ik ben zo druk met anderen om wie ik geef, dat ik weinig tijd voor mijzelf overhoud.
161
Ik heb moeite buiten mijn werk nieuwe taken aan te pakken, tenzij iemand mij leiding geeft.
162
Ik heb moeite een onderscheid te maken tussen mijn eigen ideeën of mening en die van mijn ouder(s) of partner.
163
Ik kan geen fatsoenlijk gesprek voeren.
164
Ik heb vaak het gevoel dat ik me moet beschermen tegen andere mensen.
165
Ik moet mijn emoties en impulsen beheersen, want anders gebeurt er waarschijnlijk iets ergs.
166
Ik schaam me vaak als ik bij anderen ben, omdat zij veel meer bereikt hebben dan ik.
167
Ik verveel me erg snel.
168
Ik moet zoveel doen, dat er bijna geen tijd is om me echt te ontspannen.
169
Ik ben lichamelijk, emotioneel of seksueel misbruikt door belangrijke mensen in mijn leven.
170
Ik ben bang anderen ernstig te beschadigen (lichamelijk of emotioneel), als ik de beheersing over mijn boosheid verlies.
171
Ik moet er meestal perfect uitzien.
172
Ik onderschrijf de gedachte: "Blijf de baas, anders word je overheerst door anderen".
173
Mijn gezin was altijd anders dan de gezinnen om ons heen.
174
Ik ben vaak bang dat ik een hartaanval zal krijgen, ook al zijn er weinig medische redenen om me daar zorgen over te maken.
175
Ik ben te dik.
176
Het is slechts een kwestie van tijd voordat iemand me bedriegt.
177
Over het algemeen was er niemand die mij warmte, geborgenheid en genegenheid gaf.
178
Ik vind de wereld een gevaarlijke plek.
179
Ik ben te verlegen om positieve gevoelens aan anderen te tonen (bv. genegenheid tonen, laten merken dat ik om iemand geef).
180
Mijn relaties hebben te lijden onder het feit dat ik zo hard werk.
181
Ik heb grote moeite om mensen te vertrouwen.
182
Ik merk vaak dat ik zo bezig ben met mijn eigen prioriteiten, dat er geen tijd overblijft voor vrienden of familie.
183
Ik heb vaak het idee dat ik geen privacy heb bij mijn ouder(s) of partner.
184
Meestal was er niemand die voor me zorgde, dingen met me deelde of die het echt kon schelen wat er met me gebeurde.
185
Uiteindelijk ben ik meestal degene die de zorg op zich neemt van mensen met wie ik me verbonden voel.
186
Ik hecht veel belang aan geld of status.
187
Hoe druk ik het ook heb, ik maak altijd tijd vrij voor anderen.
188
Ik heb vaak het idee dat ik geen eigen identiteit heb ten opzichte van mijn ouder(s) of partner.
189
Hoeveel ik ook geef, het is nooit genoeg.
190
Ik ben bang de controle over mijn gedrag te verliezen.
191
Ik heb grote moeite een weigering te accepteren als ik iets van andere mensen wil.
192
Het grootste deel van mijn leven was er niemand die me beter wilde leren kennen en veel tijd met me wilde doorbrengen.
193
Ik pak mensen terug op kleine dingen in plaats van mijn boosheid te tonen.
194
Ik merk dat ik me vastklamp aan mensen om wie ik veel geef, omdat ik bang ben dat ze me zullen verlaten.
195
Mensen vinden mij emotioneel geremd.
196
Ik geef voorrang aan de behoeften van andere mensen boven die van mijzelf, anders voel ik me schuldig.
197
Ik heb vaak het gevoel dat ik een angstaanval krijgen.
198
Ik heb vaak het idee dat ik gek zou kunnen worden.
199
Als ik doe wat ik wil, voel ik me niet op mijn gemak.
200
Mensen zeggen vaak tegen mij dat ik altijd wil uitmaken hoe dingen gedaan worden.
201
Ik houd me zo in de hand, dat andere mensen denken dat ik geen gevoelens heb.
202
Ik vind het erg moeilijk om anderen te vragen rekening te houden met mijn behoeften.
203
Bijna niets wat ik doe is echt goed genoeg; het zou altijd beter kunnen.
204
Ik voel mij niet in staat me alleen te redden in het dagelijks leven.
205
Ik zet mijzelf zo onder druk om het goed te doen, dat dit ten koste gaat van mijn gezondheid.